Een kind baren en daarna borstvoeding geven is logisch. Wij zijn zoogdieren en een vrouw is ervoor gemaakt om haar kind te voeden of te zogen. Maar wat heeft bevallen met borstvoeding te maken? Heel veel! Diane Wiessinger, een Amerikaanse collega, zei vorig jaar tijdens een congres: ‘Als je wilt praten over borstvoeding, dien je ook te praten over bevallen!’ Dus: bij dezen.

Waardoor worden de vaardigheden van een pasgeboren baby om aan de borst te drinken onder andere bepaald?
1. Rijpheid. Om goed aan de borst te kunnen drinken, moet een baby rijp zijn en ten minste 39 weken zwangerschap hebben volgemaakt. Dat betekent niet dat een onvoldragen baby niet kan (leren) drinken. Er zijn randprematuur geboren baby’s (37-39 weken) die goed drinken, maar vaak is enige ondersteuning nodig.

2. Gewicht. Het is vrij logisch te begrijpen dat een baby beter drinkt als hij energie over heeft. Een kind met een gunstig geboortegewicht heeft het gemakkelijker dan een kind dat te licht is voor de duur van de zwangerschap.
3. Verloop geboorte. Na een natuurlijke geboorte helpt een cocktail aan (bevallings)hormonen mee om de baby zó lang wakker en alert te houden, dat hij gemakkelijk zelf de borst vindt. De geuren van vruchtwater en huid, de kleur van tepel en tepelhof, de smaak van de handjes en de huid helpen de baby om de borst te vinden. Een baby zal geen of minder interesse in de borst hebben na een zware geboorte en/of door het effect van pijnstilling. Weghalen bij de moeder maakt het hele proces nog lastiger.

Als je zwanger bent en alles gaat goed, ­overweeg dan om thuis te bevallen! Zijn er complicaties rond borstvoeding ontstaan door een verstoorde start, neem dan ­contact op met de MolkFaam.