Ik vind dat je kinderen alles moet uitleggen. Kinderen zijn ontwapenend en spreken altijd de waarheid. In een gesprek met kinderen kun je namelijk opeens tot nieuwe inzichten gebracht worden, doordat ze zo volstrekt logisch nadenken. Mijn jongste, Matheo, is in de leeftijd dat hij de meest schrandere opmerkingen maakt en misschien nog wel slimmere vragen stelt. Hij is zeven jaar oud. Soms fantastisch, soms confronterend.
Na de afgelopen natte, koude lente kondigen de mooie zomerdagen zich aan en ik kan daar ontzettend gelukkig van worden. De weerman op de radio vertelt dat het morgen ‘zeker droog’ blijft en dat het ‘bijna twintig graden’ gaat worden. Het vooruitzicht alleen al maakt dat ik een glimlach op mijn gezicht krijg als ik tegen mijn jongste zeg: ‘Fijn schat! Het wordt mooi weer morgen.’ Terwijl hij een hap neemt van oerhollandse boterham met kaas, kijkt hij mij met grote ogen aan.
‘Whoe mooi weer wordt whet dan?’ vraagt hij. Ik overweeg even om hem te zeggen dat hij niet met zijn mond vol mag praten, maar zelfs mijn opvoedkundige kant wordt milder met de zomer in zicht. ‘Hoe mooi weer? Bijna twintig graden zei de mijnheer op de radio net.’ ‘Bijna twintig graden? Wat is dat? Bijna twintig graden? Negentien graden dan?’ ‘Ja dat denk ik schat. Maar achttien graden kan ook wel toch? Dan is het ook bijna twintig graden.’ ‘Waarom zegt hij dan niet dat het negentien graden wordt?’ Ik vind het wel een goede vraag, maar weet eigenlijk niet zo goed wat ik erop moet antwoorden. ‘Omdat twintig graden lekkerder klinkt, denk ik.‘Hoe warm is twintig graden dan?’ Oké. Nu moet ik dus proberen uit te leggen hoe warm twintig graden is. Mijn onschuldige blije uitspraak dat het mooi weer zou worden brengt mij inmiddels behoorlijk in de problemen. Ik besluit er voor hem een leermomentje van te maken. ‘Twintig graden is gewoon lekker warm. Als het nul graden of minder is, bevriest het water. Dus dat is heel koud. Als het tien graden is, is het al een beetje warmer, maar moeten we ons nog wel warm aankleden, en als het twintig graden wordt, kunnen we zonder jas naar buiten.’ Nu lichten Matheo’s ogen op. Zonder jas naar buiten is taal die hij begrijpt. ‘O ja, dan kan ik lekker buiten spelen zonder jas.’
Als ik hem een half uur later afzet bij school, vertelt hij het hele verhaal ook aan zijn juf. Trots hoor ik het verhaal nog even aan en constateer dat hij goed heeft opgelet tijdens mijn uitleg. Tien graden, veel kleren aan, twintig graden zonder jas. Zijn juf besluit ook een duit in het zakje te doen: ‘En als het dertig graden is, kan jij in je zwembroek en mama in de bikini, lekker aan het strand liggen.’ Enigszins geïrriteerd kijkt Matheo van de juf naar mij en terug. ‘Nee. Dat kan niet.’ ‘Hoezo niet?’ vragen juf en ik bijna tegelijk. ‘Omdat mama’s bikini kapot is en niet gemaakt kan worden.’ Ik heb werkelijk geen idee waar hij het over heeft en vraag om uitleg: ‘Hoe kom je daar nou bij jongen?’ Waarop hij zich nog één keer omdraait, voordat hij de klas in rent; ‘Je zei gisteren nog tegen papa; ik heb helemaal geen bikinilijm.’
Ik vind dat je kinderen eigenlijk alles moet uitleggen. Bijna alles dan. Sommige dingen moet je gewoon laten zoals ze zijn.
– Marije
Reageer op dit artikel