In mei 2012 meldde ik me na een afspraak bij mijn huisarts. Ik legde haar uit dat ik klachten had in mijn nek; dat ik een stramme, stijve nek had met uitstraling naar mijn rechter arm, en dat het knap pijn deed.
De dokter stuurde me vlot door naar de fysiotherapeut. Gelijk een afspraak gemaakt met de fysiotherapeut, en ik kon er dezelfde week nog terecht. Na de eerste keer dat ik een behandeling had gehad, ging het inderdaad beter. En de tweede keer ook. Maar over was het niet: telkens kwam de klacht waar ik voor gekomen was terug.
Nadat ik tien keer bij de fysiotherapeut geweest was, stelde die vast dat ik wel eens een nekhernia kon hebben. Ik schrok hiervan en maakte wederom een afspraak met mijn huisarts. De conclusie was: doorsturen naar het ziekenhuis, en de artsen daar moesten maar verder kijken wat er hier nu aan de hand kon zijn met mijn nek, en of het inderdaad een nekhernia betrof.
Ik vroeg of Dorn-therapie iets voor mij kon betekenen. Mijn dokter zei: ‘Als ik jou was, zou ik het proberen, want eerlijkheidshalve kan ik je zeggen dat ik er wel van gehoord heb, maar of het effect heeft, zou ik niet weten. Daarvoor is het me te onbekend.’
Ik heb een afspraak gemaakt met mevrouw Waterlander. Ik kon een week later al bij haar terecht. ‘Mooi’, dacht ik. ‘Hoe sneller ik geholpen ben, des te sneller ik ook van mijn nekklacht af ben.’ Ik ben er geweest en heb me overgegeven aan de Dorn-behandeling, die overigens een uur duurde, in tegenstelling tot de 20 minuten bij de fysiotherapeut. Ik moest er zelf ook nog wat voor doen en dat was grappig. ‘Pendelen’ noemde ze dat.
Ik ben maar twee keer langsgeweest bij mevrouw Waterlander om te ‘pendelen’, zal ik maar zeggen, maar heb nooit weer last gehad van mijn ‘vermoedelijke nekhernia’.
– Wietske –
Leave a reply →
Reageer op dit artikel