Begin dit jaar werd bij Jasmijn Tempel (18) de diagnose gesteld en ging ze vrijwel direct de chemotherapie in. Inmiddels zijn we maanden verder en is er in het leven van Jasmijn van alles veranderd. En heeft ze haar grote liefde zo snel als het maar kon weer opgepakt: het kickboksen. ‘Dat heb ik tijdens de behandeling het meest gemist’, lacht ze.
Het lijkt onwaarschijnlijk, maar Jasmijn stráált. Ernst en luim wisselen elkaar tijdens het interview voortdurend af, vertellen en luisteren gaan in gelijke tred op en de indruk die blijft is die van verwondering en bewondering. Waar haalt ze die kracht en energie vandaan? ‘Ik denk dat ik ontzettend veel heb gehad aan het kickboksen. Ik beoefen die sport al vanaf mijn twaalfde. Niet zomaar voor de lol, maar in competitieverband. Veel mensen denken bij kickboksen alleen maar dat het een vechtsport is, gericht op agressie. Daar klopt niets van. Kickboksen is niet alleen goed voor je conditie, maar het vormt je ook geestelijk. Je leert incasseren, maar ook verdedigen. Het is vallen en opstaan en zien dat je de match wint.’
Uitgeput
‘Bovendien heeft het kickboksen misschien wel mijn leven gered. Het was namelijk tijdens een wedstrijd eind vorig jaar dat ik plotseling merkte dat mijn conditie achteruit ging. Ik won weliswaar de match, maar na afloop was ik uitgeput. Ik had toen al een paar bulten en mijn trainer drong erop aan dat ik direct naar een dokter moest gaan. Daar ben ik hem achteraf ontzettend dankbaar voor.’
Huilbui
En zo lag Jasmijn van de ene op de andere dag in het ziekenhuis aan het infuus. ‘Ik had voor die tijd nog nooit in een ziekenhuis gelegen. Zelfs bij een dokter was ik maar een enkele keer voor iets onschuldigs geweest. Ik werd dus direct in het diepe gegooid. En ik miste het kickboksen ontzettend. Ik weet nog dat ik heel erg moest huilen toen een verpleegster het slangetje van het infuus met tape aan mijn arm bevestigde. Dat was hetzelfde tape dat je ook op je handen plakt bij het kickboksen. Er was die associatie en ik raakte in een huilbui. Maar het had natuurlijk alles te maken met de situatie waar ik plotseling in was terechtgekomen.’
Kaal hoofd op Facebook
Met steun van de Stichting Haarwensen mocht Jasmijn door Frans Koopal Haarwerken een haarwerk van echt haar laten aanmeten. ‘Dat zijn zulke lieve mensen, bij Frans Koopal. Ze nemen alle tijd voor je. En je kunt kiezen uit ontzettend veel looks. Ik heb voor een model gekozen met donker en steil haar. Eigenlijk het haar zoals ik dat het liefst draag, maar zelf niet heb. Maar geen misverstand: ik heb natuurlijk het liefst zo snel mogelijk mijn eigen haar weer terug! Toen ik mijn haarwerk nog niet had, voelde ik mij heel onzeker. Hoe kom je over? Wat denken de mensen van je? En plaats ik een foto van mijzelf met een kaal hoofd op Facebook? Tot ik dacht: waarom niet? Ik kan me toch moeilijk gaan verstoppen voor de wereld. Dat wil ik niet. Dit is de Jasmijn die ik op dat moment ben. En ook het dragen van een haardoekje boeide me niet meer. Ik ben daar heel open en eerlijk in geweest. En dat werkt ook het beste. Door je zo natuurlijk te bijven gedragen, neem je bij mensen de onzekerheid weg. De onzekerheid van hoe ze zich naar mij toe moeten gedragen. Je moet het gewoon voor iedereen niet moeilijker maken dan het al is.’ tekst: Fred Ootjers
Nieuwe haarwerklijn: Di Layla
Het jaar 2015 stond voor Layla Koopal in het teken van twee jubilea: ze werd 65 en ze zat 50 jaar in het haarwerkvak. En ook 2016 geeft twee hoogtepunten te zien: in het voorjaar kreeg ze haar koninklijke lintje en – misschien nog wel het hoogtepunt van alles – presenteert ze rond deze tijd haar eigen haarwerklijn: Di Layla.
Bij de ontwikkeling van het eigen haarwerk ging Layla niet over één nacht ijs. ‘Er zijn vijf landen betrokken geweest bij het ontwerp: voor de vezel, het binnenwerk, het in elkaar zetten, de verpakking en natuurlijk de verkoop, hier bij ons. Alles moest precies op elkaar worden afgestemd, maar het resultaat is dan ook het mooiste van het mooiste haarwerk. Een haarwerk waarin ik al mijn passie, kennis en ervaring heb gelegd. En dat ik dan ook niet zonder trots ‘Di Layla’ heb genoemd.’
Reageer op dit artikel